|
|||||||||||
|
|||||||||||
|
15 februari 2007 Schuldsanering ex-ondernemers afgewezenEen verzoek om toepassing van de schuldsanering wsnp kan op grond van artikel 228 lid 2 onder b van de Faillissementswet worden afgewezen indien aannemelijk is dat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van schulden niet te goeder trouw is geweest. In een uitspraak van 9 februari 2007 heeft de Hoge Raad een beroep verworpen van een ex-ondernemer. Er waren schulden aan ondermeer een pensioenbedrijf en de UWV. Het Hof was van oordeel dat de ondernemers een verwijt gemaakt hebben van het feit dat zij ondanks de teruggang van de onderneming in 2001 het personeel pas in 2003 ontslag hebben aangezegd. Kennelijk waren de schulden aan het pensioenbedrijf en de UWV derhalve ontstaan doordat zij de werknemers in dienst hebben gehouden zonder hen ontslag aan te zeggen en daarbij de schulden aan het pensioenbedrijf en de UWV daardoor hebben laten oplopen. Deze schulden zijn derhalve niet te goeder trouw aangegaan in de zin van 228 lid 2 onder b van de Faillissementswet, wat een grond opleverde voor afwijzing van het verzoek om toepassing van de schuldsanering wsnp. Als de ondernemers de werknemers eerder ontslag hadden aangezegd dan wel, voorzover dat niet mogelijk was, op ontslag gerichte activiteiten hadden ondernomen, zoals het aanvragen van een ontslagvergunning, zou de schuldsanering waarschijnlijk niet op deze grond zijn afgewezen.
|
|