|
|||||||
|
|||||||
|
Ontslag wegens niet naleven huisregelsEen werkgever klan een werknemer op staande voet ontslaan als er een dringende reden is. Daarvoor moet er iets ernstigs aan de hand zijn. Ook kan een werknemer als er een dringende reden is ontslag op staande voet nemen, ook al is dat meestal niet aan te raden. Artikel 687 boek 7 BW lid 2 noemt een aantal voorbeelden van dringende redenen. Onder j wordt genoemd dat de werknemer hardnekkig weigert te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten van de werkgever. Daartoe kan behoren een opdracht tot naleven van door de werkgever opgestelde huisregels. Op 20 juni 2003 deed de Hoge Raad uitspraak in een zaak betreffende een ontslag op staande voet wegens het niet naleven van huisregels. De werkgever had huisregels vastgesteld met betrekking tot pauzetijden en roken. Op 10 juli 1998 had de werknemer een officiele waarschuwing gekregen omdat hij drie keer pauzetijden had overtreden. Op 5 november 1998 vond een tweede officiele waarschuwing plaats en op 10 november 1998 had de wekgever ontslag op staande voet aangekomdigd, voor het geval de weknemer opnieuw in de fout zou gaan, kennelijk een soort laatste waarschuwing. Kennelijk ging het op 8 maart 1999 weer mis. De werknemer stelde bij de kantonrechter een vordering tot nietigverklaring van het ontslag met doorbetaling van loon en terwerkstelling in. De rechter moet beoordelen of het ontslag geldig is en het ontslag is geldig als er een dringende reden tot ontslag is. Aanvankelijk had de kantonrechter de vordering bij verstek toegewezen. Nadat de werkgever verzet heeft ingesteld heeft de kantonrechter de uitspraak vernietigd en de vordering voor het overgrote deel afgewezen. In hoger beroep heeft de rechtbank (hoger beroep zou nu bij het Gerechtshof moeten worden ingesteld) het vonnis bekrachtigd. De rechtbank had geconstateerd dat er sprake was van een onverschillige en weigerachtige houding waarvan geen verbetering viel te verwachten. In cassatie voerde de werknemer aan dat dit oordeel onbegrijpelijk zou zijn en beriep zich daarbij het tijdsverloop tussen de incidenten. De Hoge Raad heeft dit onderdeel verworpen en oordeelde dat niet onbegrijpelijk was dat de rechtbank aan de laatste overtreding in verband met de voorgeschiedenis en de voorafgaande waarschuwingen het gewicht van een dringende reden heeft gegeven. De Hoge Raad geeft in overeenstemming met eerder genoemd artikel aan dat uitgangspunt moet zijn dat bij herhaling niet voldoen door een werknemer aan een op zichzelf redelijke opdracht in beginsel een dringende reden tot ontslag oplevert. De Hoge Raad geeft ook aan dat bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een dringende reden tot ontslag de omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen. Interessant is dat de Hoge Raad aangeeft dat daarbij ook moeten worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, waaronder met name de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zouden hebben. Ook als die gevolgen zeer ingrijpend zijn kan een dringende reden tot ontslag aanwezig worden geacht. In dit geval was de onverminderd onverschillige en weigerachtige houding van de werknemer ten aanzien van de handhaving van de huisregels aan de ene kant en het grote belang van de werkgever bij de handhaving van die huisregels aan de andere kant doorslaggevend. Wat kan uit deze uitspraak worden afgeleid?
|
|